Geschiedenis van de Halsbân

Vroeger, we praten nu over de tijd ver voor het begin van onze jaartelling, zagen de wereld en het veld rond Pingjum er geheel anders uit. Pingjum bestond toen nog niet eens en er woonden nog geen mensen in dit gebied.
Een brede zeearm, de Marne beheerste dit gebied. In het Fries heette de Marne De Mjenje. Deze zeearm kwam vanuit de Noordzee, later de Waddenzee, het Friese land binnenstromen. Hij liep met een grote boog om Pingjum heen langs Witmarsum, Schraard en Schettens naar Bolsward. Deze binnenzee heeft het gebied hier gevormd en vruchtbaar gemaakt. De Lytse Bouhoeke is er door ontstaan, het land rondom Pingjum, Witmarsum, Arum en Kimswerd.
De eerste mensen die dit gebied bezochten, kwamen uit Drenthe, van het hoge land, nu de “Hondsrug”. Deze mensen leefden al lange tijd in dat gebied, maar zomers groeide daar te weinig voor hun vee. Daarom besloten ze om in de zomer met dit vee naar Friesland te trekken. In het voorjaar gingen ze op reis en per dag werd ± 15 km afgelegd. Deze tochten waren niet altijd gemakkelijk. Wegen waren er niet, laat staan bruggen en Friesland bestond voor een groot gedeelte uit water. Als een herder met zijn kudde dan ook naar de overkant van zo’n water wilde, moest hij eerst een doorwaadbare plaats zoeken.
Bij toeval kwamen er ook eens een groepje herders met hun vee in de omgeving van Pingjum. Ze waren via een lange omweg, helemaal langs Bolsward, hier terechtgekomen. Ze vonden er prachtige kwelders, met veel mals gras. Deze herders kwamen hier ieder jaar weer terug. Na enkele jaren besloten ze zelfs om hier te blijven. Ze gingen een huis en stal bouwen.
In dit gebied waren een paar hoge kwelderruggen of wallen. Deze waren ontstaan door weer en wind. Net zoals nu de duinen aan de kust. Deze zandruggen waren een paar meter hoger dan het vlakke kwelderland. Eén liep vanaf Witmarsum via de Nes en de Riege naar de Blokken, de andere vanaf Pingjum naar het strand, waar later het klooster “Vinia-Domini” werd gebouwd. Dit waren ideale plaatsen om een onderkomen te bouwen; de herders bouwden hun huizen en stallen van stammen, takken en riet. Dit was voldoende aanwezig.
Maar er waren meer voordelen. Er waren verschillende soorten voedsel. Hier groeide het meegebrachte zaaizaad veel beter dan in Drenthe (tarwe voor brood, gerst voor bier, en bonen). Verder was er in de Mjenje veel vis. In het voorjaar waren er talloze vogels in de velden die hier een ideale broedplaats hadden. Men kon zodoende veel lekkere eieren rapen. In de herfst kwamen er duizenden trekvogels langs. Soms bleven ze een hele winter lang. Het waren vooral ganzen en die smaakten toen ook al lekker. Al met al een heel aantrekkelijke streek om te wonen. Zelfs als er een misoogst was geweest, dan leed men nog geen honger.
’s Winters was het regelmatig wat stor­machtig. Vooral als het water in de Marne ging spoken, was het beangstigend. Maar de voordelen waren groter.
Mensen waren vroeger ook al avonturiers, zodat ze het wel aandurfden om zich hier te gaan vestigen.
Na verloop van jaren bleek echter dat de zeespiegel hoger werd. Er was een periode in de natuur aangebroken, dat het een klein beetje warmer werd. Er zijn mensen die zeggen, dat dit ook nu het geval is. Als de aarde warmer wordt dan smelt het ijs in de poolstreken, met als gevolg dat de zeespiegel stijgt.
Dit verschijnsel werd op het laatst zo erg, dat men besloot om huizen op verhogingen te gaan bouwen. Men ging de grond ophogen, voordat er een huis of stal werd gebouwd. Dit gebeurde met grond en afval, o.a. met mest van het vee. Zo ontstonden de terpen. De meeste terpen zijn nu afgegraven. De grond hiervan werd duur verkocht, omdat het zeer vruchtbaar was. De dorpen in onze omgeving liggen nog wel op een terp, vaak met de kerk en toren in het midden. Dit is ook het geval met Pingjum. Als je in het veld staat, kun je duidelijk zien dat het oude dorp Pingjum hoger ligt dan de omgeving. Wil je het echt duidelijk zien, dan moet je vanaf de Pibemalaan naar de kerk lopen. Dan merk je echt dat je omhoog loopt. Vooral het laatste gedeelte van de straat klimt behoorlijk. Op deze hoge terp kon je veilig leven in de winter, bij hoog water en stormen.
Maar de zee bleef stijgen, zodat men tenslotte hier niet kon blijven wonen. Er moest iets gebeuren.
De dorpen in de omgeving, Witmarsum en Arum, hadden een dijk om hun grondgebied gelegd, wat veel voordelen bood. Maar om een dijk om je dorp aan te leggen, dat was niet niks. In die tijd had men een zegswijze: “dijken of wijken”. Je moest een dijk aanleggen… of verdwijnen. Toen heeft men in ca. 1100 besloten om een dijk rond Pingjum aan te leggen. Op het strand stond een klooster. Hier woonden vele monniken, die ervaring hadden met dijkaanleg. Verder zal er in het dorp een man gewoond hebben met veel gezag. Zulke mannen hadden een grote invloed op het dorpsgebeuren. Als zij iets beslisten, moesten de gewone mensen wel meehelpen. Zo’n man zal besloten hebben: “We bouwen een dijk.” En iedereen werd dan gedwongen mee te helpen. Om een dijk te maken van zo’n grote omvang als er rondom Pingjum ligt, moest je wel veel lef en moed hebben. Alle Pingjumers hebben mee moeten werken aan deze dijk, anders was dit nooit gelukt.
In die tijd moest alles nog met handkracht gebeuren. Graven met de schop en vervoer – als het droog was met een kruiwagen, maar de meeste grond zal met draagberries vervoerd zijn. Als men nu een dijk bouwt, gaat men eerst een hoop proeven doen in een laboratorium. Om uit te zoeken hoe hoog en breed die dijk moet. In 1100 ging dit op het gevoel en men gebruikte de ervaring die anderen hadden opgedaan bij het maken van eerdere dijken.
Rondom Pingjum ging men een hogere dijk leggen en ook breder dan op andere plaatsen. De dijk zal niet in één jaar klaar gekomen zijn, want tussendoor diende men ook het landwerk te doen. In het voorjaar zaaien, de hooioogst en de graanoogst in de zomer, en in de herfst ploegen. Ze moesten wel voor eten zorgen! Uiteindelijk is deze gigantische klus geslaagd.
De “Gulden Halsband” of Gouden Hoep lag rond het dorp als een be­schermende arm. Toen de dijk klaar was zullen er ongetwijfeld grote feesten gehouden zijn, om dit feit te vieren. Want men woonde nu niet alleen veili­ger, maar er waren nog veel meer voordelen.
Als het land overspoeld werd door zeewater, dat zeer zout is, dan was dit nadelig voor grond en gewas. Als de grond zout bevat, groeit er bijna niets meer. De waarde van de grond was door de dijk al veel hoger geworden en men kon beter een hongersnood voorkomen, want als het land onder het zeewater had gestaan, werd er honger geleden. Ook een groot voordeel was, dat men z’n drinkwater voor mens en dier veel beter beschermd had. Drinkwater werd be­waard in grondputten. Als daar het zoute zeewater bijkwam, was het waardeloos. Voor het vee ging men bronnen boren. Op een bepaalde diepte zitten onder de grond wateraders met lekker zoet water. Kon je zo ’n ader aanboren, dan was je verzekerd van goed drinkwater. In het veld vind je nog wel van zulke putten, men noemt het dobben. Dit zoete water was onmisbaar.
Vele Pingjumers zullen wel eens op een deel van deze dijk gewandeld hebben en nog veel respect hebben voor het werk dat hier toen is verricht. Nu is het nog een waardevol cultuurgoed, dat bewaard moet blijven. Het is een bewijs dat mensen in deze omgeving steeds gevochten hebben tegen hun grote vijand, de zee. De zee is nog steeds onze grote vijand. Nu nog zijn de mensen in gevecht tegen de zee. Alleen, nu wordt het voor ons gedaan. Door het water­schap. Ging men deze strijd staken, dan was het gedaan met ons veilige bestaan in de dorpen rond de Mjenje! Lees ook over de activiteiten van Werkgroep Halsbân

Link naar video Animatie Pingjum Halsbân

Link naar video Pingjumer Gulden Halsband